Manier van coachen

Het allerbelangrijkste bij de coaching tijdens de trainingen is dat de spelers begrijpen wat je bedoelt en wat je ermee wilt. Iemand die zelf hoog gevoetbald heeft en bij de E en F gaat strooien met termen als "dichtknijpen", "opentrekken" of "de wisselpass" doet iets helemaal verkeerd. Want de spelers zullen hem totaal niet begrijpen. Ze doen de oefeningen die hij klaarzet wel keurig, maar weten niet wát ze doen en leren dus niets.

Het is belangrijk dat de woordkeuze ook aansluit op de leefwereld van de speler. Misschien nog wel belangrijker is dat de spelers weten waarom ze die oefeningen moeten doen: het is niet het dribbelen om het dribbelen, het passen om het passen of het schieten om het schieten. Nee, het is dribbelen om naar de goal te gaan, passen om samen met een medespeler een doelpunt de maken, schieten om te scoren! Zo is het ook vrijlopen om met zijn allen een doelpunt te maken en verdedigen om met z'n allen een tegendoelpunt te voorkomen. ZIN GEVEN aan de oefeningen, daar gaat het om.

Ook moet er voor gezorgd worden dat de spelers intensief bij het spelletje betrokken worden. Het voetbalprobleem dat de trainer heeft gezien is immers ook het probleem van de speler of het team! Hoe kan de trainer dit doen? Belangrijk is om spelers zelf te laten nadenken (ook bij F en E-pupillen). Vragen stellen, de spelers zelf oplossingen laten verzinnen. Maar ook bijvoorbeeld bij een partij- of positiespel het spel stop te leggen, en dan vragen wat er fout ging of wat er beter kon. Geef aanwijzingen, maar laat de spelers het zelf ontdekken: daar leren ze het meest van!

Er zijn verschillende manieren om aanwijzingen aan spelers te geven. We onderscheiden twee koppels:

  • collectief - individueel
  • situatief - begeleidend

Collectief betekent dat het hele team wordt aangesproken. Iedereen kijkt en denkt mee. Misschien dat de trainer tegen 1 persoon praat, maar ook de rest wordt bij de vraag betrokken. Voorbeeld hiervan: de uitleg voor een oefening of het stilleggen van een partij om tips te geven.

Individueel betekent dat er aanwijzingen tegen 1 persoon worden gegeven. Dat kan zijn dat een speler de bal steeds verkeerd aanneemt, de rest van het team doet het wel goed, dan besteedt de trainer even extra aandacht aan die ene speler.

Situatief: In een voetbalsituatie. Het beste voorbeeld hiervan is tijdens een partijspel, systeemoefening of positiespel, de trainer ziet iets, en roept STOP! BAL VAST! BLIJF STAAN! Aan de hand van de posities van de spelers kan hij dan gaan uitleggen of vragen aan de spelers wat er mis ging en hoe het beter had gekund. Spelers herkennen dan de situatie en zullen de volgende keren op een betere manier handelen.

Begeleidend: Een trainer geeft aanwijzingen tijdens het spel: Pietje loop mee! - speel door Joep! - maak maar een actie Henkie! - etc. Het nadeel hiervan is dat de speler wel doet wat hem gevraagd wordt, maar hij weet niet altijd waarom hij het moet doen. Toch kan deze manier van coachen op bepaalde momenten de voorkeur hebben boven het situatieve coachen, bijvoorbeeld als het spel niet stilgelegd hoeft te worden.

Wanneer welke manier van coachen gebruikt moet worden ligt aan de situatie die er is en aan het voetbalprobleem dat je wilt verbeteren. Elke soort van coaching komt elke training wel vaak voor, meestal gecombineerd.